
Toen ik vroeger met mijn oma naar de kerk ging staken we altijd een kaarsje aan, zij één en ik één. Ik snapte niet waarom we dat deden maar ze legde me uit dat we kaarsjes aanstoken voor mensen die we heel erg missen. Er was toen nog niemand die ik genoeg miste om een kaars voor aan te steken. Nu wel, maar ik had vroeger bedacht dat ik de kaars zou aansteken voor de herinneringen van de dag die ik het meest ging missen. Het varieerde elke keer waarvoor het kaarsje aan ging; een schoolreisje, dat ik naar de speeltuin was geweest, dat ik nieuwe klei had gekregen of dat ik vroeg van de BSO weg kon.
Vandaag steek ik elke avond een kaars aan. Soms zijn er dagen waarop het lastig is om één herinnering te kiezen omdat er zo veel leuke dingen gebeurd zijn. Maar op andere dagen gaat de kaars voor iets kleins aan, wat me eigenlijk blijer maakt. Veel van die kleine dingen komen nog overeen met de dingen waarvoor ik vroeger het kaarsje aanstak; dat ik iets geschilderd of getekend heb, dat er tijdens het boodschappen doen tiramisu is gekocht, dat ik mijn oma heb gezien of dat het niet heeft geregend op de training. Er zijn ook nieuwe dingen bijgekomen die me blij maken; zoals een tramreis met een goede playlist, een haakwerk beginnen of eindigen, een gast op werk die aardig was of dat ik nieuwe kleding heb gekocht.
Elke avond steek ik een kaars aan en word ik herinnerd aan de leuke dingen die ik heb gedaan die dag. Het maakt dan niet meer uit of het een goede of slechte dag was, er was iets dat ik ging missen.